Een plunjebaal vol familiegeschiedenis

 

Artikel in BN De Stem, zaterdag 13 januari 2018 – Mariëtte den Engelse

 

Zwijgen, daar was hij goed in, de vader van Carel Banse (62). Als Indo-Europeaan komt hij, nadat in 1949 de onafhankelijkheid van Indonesië is erkend naar Nederland. Aanpassen is het credo. Niemand krijgt iets te horen over de ontberingen die hij, veteraan Carel Anton Banse, heeft moeten doorstaan in Nederlands-Indië. Een bewuste keus, niet achteromkijken maar vooruit. Zwijgen als wapen om zichzelf en zijn kinderen te beschermen tegen pijn en leed.  Zoon Carel doorbreekt het zwijgen. ,,Woorden zijn mijn wapen, opdat de geschiedenis van Nederlands-Indië niet vergeten wordt.”

Zittend aan de eettafel in zijn woning in Etten-Leur, vertelt Banse junior, zelf inmiddels grijs aan de slapen, over zijn jeugd. Over hoe hij opkeek tegen zijn vader, zijn held, en hoe onbereikbaar hij soms was. Zo voelde het althans. Een vader, opgesloten in zijn eigen wereld, die meer op zijn gemak was tussen zijn kameraden uit het leger dan bij zijn eigen kinderen.  ,,Bij zijn kameraden was hij heel joviaal, ze hadden aan een half woord genoeg. Dat wilden wij als kind ook. Wij begrepen het niet. Toen hij op missie ging naar Korea of Nieuw-Guinea, voelde het alsof hij zijn gezin in de steek liet.” Er zijn spaarzame geluksmomentjes voor Banse. ,,Als jongetje van vijf zat ik naast mijn vader die een schildje  aan het beschilderen was. Hij was erg creatief. Ik mocht de penselen aangeven. Pa gaf me het gevoel dat we samen iets moois maakten. Een heel intiem moment. Daar zijn er te weinig van geweest.” 

Banse junior wordt in 1955 geboren in Overschie, waar ook twee broers en twee zussen ter wereld komen. ,,We mochten niet opvallen, moesten Nederlands spreken, de Nederlandse gewoontes hanteren en goede cijfers halen op school.” Over het verleden van zijn vader en moeder wordt niet gesproken, nooit.  De oorlog, de jappenkampen, Nederlands-Indië, het is voelbaar aanwezig, maar verboden terrein. Het zwijgen van vader Banse heeft het gezin getekend. 

Banse junior gaat een jaar of tien geleden zelf op zoek naar de geschiedenis van zijn familie. Zijn oma en moeder blijken in jappenkampen te hebben gezeten. ,,Mijn moeder kon als de beste van niets, iets maken. Dat heeft ze daar geleerd. Daar moesten ze bij wijze van spreken van een grassprietje nog een pan soep maken.” Van zijn oma herinnert Banse zich de altijd volle voorraadkast met  een grote baal rijst. ,,Ze wilde gewoon nooit meer misgrijpen, dat was in de kampen te vaak gebeurd.”

Zijn ouders groeien op in twee verschillende culturen. Ze droegen een zware last op hun schouders, weet Banse nu.  ,,Symbool voor die last staat de plunjebaal uit het leger waarmee mijn vader  over heel de wereld gezworven heeft”, vertelt Banse die met gepaste trots de plunjebaal laat zien. ,,Hier zit een zware last in. Die is van mijn vader en laat ik ook bij hem, maar ik wilde wel weten wat er inzit. Ik heb er de afgelopen jaren met respect steeds iets uitgehaald, het onderzocht en met respect weer teruggelegd.”

Het heeft Banse geholpen zijn vader beter te begrijpen. ,,Weet je wat er in die plunjebaal zit? De geschiedenis van Nederlands-Indië, driehonderd jaar kolonisatie.” Vader Banse heeft een moeilijke jeugd gehad. Al jong verliest hij beide ouders en op zijn 21e heeft hij ook geen broers en zussen meer. ,,Hij was zijn familie kwijt, zijn land kwijt. Hij vond familie in het leger, bij zijn kameraden. Dat realiseer ik me nu”, zegt Banse rustig. Zelf heeft hij 35 jaar gediend bij de Koninklijke Luchtmacht. Hij is geen veteraan, maar zet zich op allerlei fronten wel in voor veteranen. ,,Ik kan, denk, ik begrijpen wat ze doormaken. Met de kennis van nu zeg ik dat mijn vader leed aan PTSS (post traumatisch stress syndroom, red).”

Om de zoektocht naar zijn familiegeschiedenis af te ronden, is Banse afgelopen oktober met zijn broer Jos naar Indonesië gereisd. Voor het eerst zet hij voet op de vaderlandse bodem van zijn ouders. De broers bezoeken vijf van de zeven erevelden op Java, waar meer dan 25.000 oorlogsslachtoffers begraven liggen, ze gaan naar het geboortedorp van hun moeder en ontmoeten veel vriendelijke behulpzame Indonesiërs. ,,Ik kan er zeker goed wennen. Toch is Nederland mijn vaderland, Indonesië een mooi vakantieland.” Twee zussen en een broer sluiten later aan.  Op 3 november, de trouwdag van hun ouders, wordt een deel van de as van hun overleden ouders bijgezet in een familiegraf op Ereveld Kembang Kuning in Soerabaja. Het andere deel is eerder dat jaar al verstrooid in een bos bij Kampen, waar lange tijd het ouderlijk huis stond.  ,,Vader en moeder hebben in twee werelden geleefd. Daarom hebben we het zo gedaan. Het verhaal is af nu. Het was een emotionele reis, het moet nog indalen, maar het heeft ons dichter bij elkaar gebracht.”

Share This